Al jaren verbaas ik me met enige regelmaat over de prestatiedrang in onze maatschappij. Alles moet altijd maar groter, sneller, mooier en beter. Stilstand is achteruitgang, zo lijkt het motto van velen te zijn. Al op jonge leeftijd verbaasde ik me over dat feit, toen iemand mij probeerde uit te leggen hoe de economie in elkaar zit. Vol interesse luisterde ik naar het voorbeeld van de bakker die zijn brood verkoopt voor een vaste prijs. Het was een verhaal over inflatie, ofwel geldontwaarding. “Stel dat de bakker zijn broden verkoopt voor 2 gulden. Elke dag verkoopt hij 400 broden, dus zijn totale dagomzet bedraagt dan 800 gulden”, zo hield diegene mij destijds voor. Ik knikte begrijpend. Het begrip maakte al snel plaats voor onbegrip toen daarop volgde: “Als de bakker merkt dat er veel vraag is naar zijn brood, verhoogt hij de prijs.” Dat wilde er bij mij niet in. Waarom zou de bakker dat doen? Waarom is hij niet gewoon tevreden met wat hij heeft? Vanaf dat moment was duidelijk dat ik nooit een groot econoom zou worden.
Zoals de bakker uit het voorbeeld kennelijk de behoefte heeft om steeds meer te willen verdienen, zo hebben veel mensen een bepaalde vorm van prestatiedrang. Ik zal die ongetwijfeld zelf ook in me hebben, al heb ik vaak het gevoel dat die minder groot is dan bij veel andere mensen. Natuurlijk droom ik zoals velen van een banksaldo met zes cijfers vóór de komma en natuurlijk wil ik zoals velen een grotere woning dan ik nu heb, maar toch heb ik het idee dat ik er vaak anders over denk dan iemand anders. Misschien is dat ook een verklaring voor het feit dat ik niet zo veel heb met sport. Bij de meeste sporten gaat het om het leveren van een prestatie en in veel gevallen is het (hoewel dat vaak ontkend wordt) toch de bedoeling om van de ander te winnen. Maar het presteren beperkt zich niet alleen tot het sporten, het is door onze hele maatschappij verweven. Jaren geleden mocht ik als presentator de gasten van Vroom & Dreesmann in Beverwijk attenderen op de aanbiedingen van het Prijzencircus. In de pauze mocht ik gebruik maken van de bedrijfskantine en daar viel me op dat gedurende de hele dag de omzetcijfers het gespreksonderwerp waren.
Per afdeling werd bekeken of bepaalde doelen wel gehaald werden en onderling leek er een soort competitie te zijn tussen de verschillende filialen. Zo hoorde ik tijdens een kop thee dat Den Helder een lichte voorsprong had op Beverwijk. Ik werd er een beetje verdrietig van. Natuurlijk is het fijn voor een winkelbedrijf om winst te maken, maar op deze manier wordt het winstoogmerk wel erg nadrukkelijk onderdeel van je functioneren. Het deed me denken aan het schrikbeeld van de slavendrijver met de zweep. Slavernij zou in Nederland al geruime tijd zijn afgeschaft, maar het tegendeel is waar. Net zo verdrietig maken mij de jongste berichten over voor- en vroegschoolse educatie. Ik ben geboren in 1970. Niet in Nederland, maar in Duitsland. Weliswaar was mijn moeder Nederlands, maar mijn vader sprak onze taal destijds zeer gebrekkig. Eenmaal in Nederland was ik al ruim vijf jaar oud. Vanaf dat moment bezocht ik de kleuterschool. Ongeveer vier maanden tot aan de zomervakantie en daarna nog een heel jaar, want ik was een ‘late’ leerling. Ik mocht pas naar de eerste klas van de basisschool toen ik al bijna zeven was.
Op grond van de huidige normen zou moeten worden geconstateerd dat ik een enorme leerachterstand moet hebben gehad destijds. Achteraf beschouwd valt dat allemaal wel mee, denk ik. Ik ben er in elk geval in geslaagd om de dingen te doen die ik nu doe, zonder dat het me veel moeite heeft gekost. Maar destijds ging je dus als vierjarige naar een kleuterschool en als zesjarige naar de eerste klas van de basisschool. Van de kleuterschool kan ik me inhoudelijk niet zo veel meer herinneren, maar educatieve trajecten waren er volgens mij nog niet echt. Tegenwoordig is een kind vanaf vier elke dag op de basisschool en wordt er al duidelijk een bepaald niveau in het dagprogramma verwerkt. Maar dat is natuurlijk niet voldoende. Nee, het moet allemaal groter, sneller, mooier en beter, weet je nog? Dus gaan we nu ook de peuteropvang harmoniseren. Kinderen van twee tot vier jaar krijgen straks allemaal dezelfde vorm van voor- en vroegschoolse educatie. Ze mogen immers geen leerachterstand hebben, als ze eenmaal aan de basisschool beginnen. Stel je voor, een kind dat iets minder intelligent is dan de andere kinderen. Die maakt toch geen schijn van kans meer in de maatschappij?
Nee, het kind moet vanaf het tweede jaar al onderworpen worden aan educatieve trajecten. Prima hoor, dat we van elk kind een supermens willen maken. Maar de druk die op mensen wordt gelegd, zal zo nog meer toenemen. Dat kind zal het allemaal niet zo ervaren, daar is het immers een kind voor. Maar zodra het geen kind meer is, maar een puber, groeit steeds meer het besef dat je moet presteren. Dat moeten, daar heb ik altijd een enorme hekel aan gehad. We moeten altijd maar van alles en dat staat me steeds meer tegen. Vanaf het moment dat ik MOEST lezen, voor de vakken Nederlands en Engels, verloor ik mijn interesse in boeken. Als kind was ik een fanatiek lezer, ik heb heel wat boeken verslonden. Tijdens mijn periode op het voortgezet onderwijs is die belangstelling compleet verwoest door het te verplichten. Sindsdien is het aantal boeken dat ik gelezen heb te tellen op de vingers van mijn handen. Ik zwijg nog maar over de jongeren die kampen met gevoelens van depressiviteit omdat ze de druk niet meer aan kunnen. Zou dat wellicht iets te maken hebben met de prestatiegerichte maatschappij?
Het probleem is dat we ook niet zomaar terug kunnen. We hebben onszelf in de loop der decennia in een bepaalde positie gemanoeuvreerd en daar komen we niet zo eenvoudig weer uit. Voor de mensheid in het algemeen zou het wellicht beter zijn als we dat desondanks toch proberen. Midas Dekkers waarschuwde vorig jaar al in een paginagroot interview dat we als mensheid met volle vaart in een auto naar een muur toe rijden en in plaats van te remmen juist het gaspedaal extra indrukken. Wellicht is dit er een voorbeeld van. Ik heb al eens geroepen ‘Stop de vooruitgang’ want wat sommigen een vooruitgang noemen, is dat zeer waarschijnlijk helemaal niet. Het is alleen nog de vraag of de juiste mensen dat op het juiste moment gaan inzien.