VAKANTIE NAAR DUITSLAND – HERINNERINGEN AAN MIJN VADER
Mijn vader was Oostenrijker van geboorte, maar woonde in het duitse dorpje Assmannshausen. Aanvankelijk was hij truckchauffeur, hij reed door heel Europa. Nadat hij een relatie met mijn moeder begon en vader werd, ging hij werken in de bouw, zodat hij een regelmatiger schema had. Hij verliet Assmannshausen in 1981 op 42-jarige leeftijd. Zijn leeftijdsgenoten van toen moeten nu rond de 75 jaar oud zijn.
Aangekomen in Assmannshausen fietste ik wat rond. Zoals verwacht, was er vrijwel niets veranderd sinds mijn laatste bezoek, tien jaar geleden. De plek waar ik het dorpje binnenreed was ook de plek waar de kabelbaan zijn begin- en/of eindpunt heeft. Met de kabelbaan kun je naar boven, de wijnbergen op, of verder door tot in Rüdesheim.
Niet ver van deze plek ligt de straat waaraan we vroeger woonden, de Aulhauser Straße. Op het balkon van een woning aan deze straat stonden een paar mensen. Ik heb ze aangesproken en gevraagd hoe lang ze er al woonden. Dat bleek een jaar of tien te zijn. Zij hebben mijn vader nooit gekend. Iets verderop, aan de overkant van de straat, leunde een man op de vensterbank achter een raam op de eerste verdieping. Het raam stond open en kennelijk had het het gesprek kunnen volgen. Hij sprak me aan terwijl ik langsfietste en vervolgens deed ik mijn verhaal. “Heeft u Klaus Seidel gekend?” vroeg ik hem. Ja, die had hij zeker gekend. Hij had jaren met hem samengewerkt bij het bouwbedrijf.
In het filmpje noem ik de naam Mauer, maar later zou uit gesprekken met anderen blijken dat ik het verkeerd verstaan heb. Bauer is zijn naam. Peter Bauer. Hij woont aan de rechterkant van de straat, de zijde met de oneven huisnummers. Wij woonden links, een paar honderd meter verderop. Nog een klein stukje bergopwaarts en dan… Ja hoor! Het bordje hangt er nog steeds!
Het huis heet ‘Höllenbach’ en werd ook wel ‘Höllenbachklause’ genoemd, zoals op de bovenstaande foto te zien is. Het woord ‘Klause’ is een Duitse term voor ‘hermitage’, ook wel ‘kluizenaarswoning’ genoemd. Op zich wel een toepasselijke naam, want dit huis ligt enigszins afgezonderd van de rest, helemaal bovenaan de weg, op een apart perceel. Je ziet het vanaf de openbare weg vrijwel niet staan, als bewoner leef je dus een tamelijk afgezonderd bestaan. Dat mijn vader Klaus heette en zijn naam dus in feite ook in de naam van het huis terug komt, is waarschijnlijk gewoon toeval.
Bij het hek is een bellentableau. Ik heb op de bel gedrukt waar de naam D. Gerstadt bij staat. Immers, de heer Gerstadt kocht het huis in 1981 van mijn vader en diens halfbroer. Zou hij thuis zijn? Er meldde zich niemand. De heer Bauer had echter al gezegd dat de feitelijke hoofdingang van het pand beneden was. Voor de beeldvorming, er lopen daar twee straten in een soort V-vorm. In de punt van die V ligt het perceel. Het hoogteverschil tussen de twee wegen bedraagt denk ik een meter of tien. Door de weg langs het huis te vervolgen en een scherpe bocht naar links te maken, kom je op de weg die onderlangs loopt.
Aan de linker zijde van de weg zie je diverse bomen en struiken staan. Daarachter loopt een pad terug omhoog, richting het huis.
Slechts enkele tientallen meters verder sta ik daadwerkelijk voor mijn ouderlijk huis.
Het huis is destijds door de heer Gerstadt, eigenaar van een bedrijf dat grote hijskranen verhuurt, geheel gerenoveerd. Dat was ook wel nodig, want mijn vader had het totaal laten verwaarlozen. Het huis ziet er nu prima uit. Ook hier een bellentableau en een bordje waarop staat dat er bijtgrage honden op het terrein lopen. Ik heb aangebeld, maar wederom meldde zich niemand. Het hek naar de voordeur was afgesloten, maar het hek naar de tuin rond het huis, die kennelijk nu dienst doet als bedrijfsruimte, was open. Ik ben de tuin een klein stukje ingelopen (er waren geen honden te bekennen) en heb enkele malen luid “Hallo” geroepen. Vervolgens heb ik een aantal seconden lang de fietsbel laten rinkelen, maar ik kreeg de indruk dat er niemand aanwezig was.
Teleurstelling. Geen kans dus om even binnen te kijken. Ook geen kans om de huidige eigenaar te vragen of hij, zoals ik vermoed, nog papieren van mijn vader heeft. Maar in elk geval nu wel een paar knappe foto’s van het huis, zoals het er tegenwoordig bij staat. Ik maakte ook nog even een foto van de bedrijfswagen, die langs het pad geparkeerd stond, en vervolgde daarna mijn weg naar beneden, terug naar de dorpskern.
Langs deze weg liep een dame te wandelen. Ik sprak haar aan, eigenlijk alleen met de bedoeling om te informeren naar het netnummer van Assmannshausen. Op de bedrijfswagen stonden namelijk twee telefoonnummers. Ik nam aan dat één ervan het vaste telefoonnummer zou zijn. Het andere nummer moest dan het mobiele nummer zijn, zo redeneerde ik. Mobiele telefoonnummers in Duitsland beginnen niet met 06, zoals in Nederland, maar met een andere combinatie van cijfers. Om het zeker te weten, informeerde ik bij de wandelende dame. Ze was benieuwd waarom ik het vroeg en opnieuw deed ik mijn verhaal. Ook zij bleek mijn vader goed te hebben gekend. Ze woonde destijds al in het dorp, maar sinds kort ook vlakbij het huis waar wij destijds woonden.
Net als de heer Bauer was ook zij erg positief over mijn vader. Ze refereerde ook aan de familie Petry, onze overburen van destijds. “Ze zijn verhuisd, ze wonen nu bij de spoorlijn. Ga even bij ze langs, dat zullen ze vast leuk vinden”, zei ze. Ze legde me uit hoe ik er moest komen. Bij de kerk rechtsaf en dan doorrijden tot het tweede spoorviaduct. Daar wonen ze recht tegenover.
Zo gezegd, zo gedaan. Nog even bovenstaand plaatje geschoten van de kerk en vervolgens weer op weg. Aardig detail: rond dat moment kwam ik dezelfde chauffeur tegen die me eerder in Rüdesheim het pad over de wijnbergen had geadviseerd. Hij zei “Zo, het is dus gelukt?” Dat bevestigde ik. Daarna fietste ik naar de plek waar het echtpaar Petry zou moeten wonen. Inderdaad zag ik de naam Petry daar op de brievenbus staan, maar de voornamen klopten niet. Toch aangebeld. Het hek ging open en ik mocht verder komen. Aan de deur gevraagd naar de specifieke voornamen van de mensen die ik zocht, maar dat bleken de buren te zijn. Geen directe familie, toevallig naast elkaar twee gezinnen met dezelfde naam.
Vervolgens een deur verderop opnieuw aangebeld. Groot was de verbazing in de ogen van de heer Petry, toen ik vertelde dat ik de zoon van Klaus Seidel ben. “Hoe heet je dan?” vroeg hij ter controle. Nadat ik mijn voornaam had genoemd, werd ik direct uitgenodigd om boven te komen. De woonkamer is op de eerste etage, een hartelijk welkom van de heer en mevrouw Petry, inmiddels rond de zeventig, viel mij ten deel. Mijn moeder vertelde me wel eens dat ik als klein kind veel met hun zoons had gespeeld. Ook heb ik daar korte tijd gelogeerd. Hoe dat precies zat, weet ik nu ook wat beter.
Mijn moeder werd ziek toen ik nog heel klein was. Ze moest twee weken in het ziekenhuis blijven en mijn vader had gedurende die periode de schone taak om zich over mij te ontfermen. Dat ging hem kennelijk niet zo goed af. Mevrouw Petry vertelde dat ze had gezien hoe mijn vader mij verschoonde, door me op een marmeren plaat te leggen. Geen laken eronder, geen kussen of iets anders. Gewoon, op het harde koude marmer. Dat was voor haar aanleiding geweest om aan te bieden de zorg voor mij zolang voor haar rekening te nemen. Haar eigen zoons waren intussen wat ouder, rond de vijf à zes jaar. “Wie had kunnen denken dat we jou ooit nog weer eens zouden zien!”, riep ze uit.
We hebben enige tijd gezellig zitten praten. Ik vertelde dat ik bij het huis was geweest, maar dat er niemand thuis was. Ik kreeg te horen dat de heer Gerstadt ziek is en mogelijk daarom niet had opengedaan. Ze vertelden dat zijn zoon ook een bedrijf in bouwkranen heeft, gevestigd in Rüdesheim. Daar werd aan toegevoegd dat de verstandhouding tussen vader en zoon niet zo geweldig is. Maar wellicht kon die zoon iets voor mij betekenen. Ik was immers nog steeds benieuwd of er nog documenten van mijn vader in dat huis liggen.
Ik had weinig zin om opnieuw de wijnbergen te moeten beklimmen en vroeg aan het echtpaar Petry of er nog alternatieven zijn. “Ja, die zijn er. Je zou je fiets mee kunnen nemen in de kabelbaan. Dat gebeurt wel eens. Die kunnen ze daaraan hangen. Maar er is ook nog een pad langs de spoorlijn. Dat hebben wij wel eens gewandeld. Het is niet breed, misschien hooguit een meter. Maar dat zou je moeten redden.” Dat laatste leek me een goed alternatief. De afstand tussen Assmannshausen en Rüdesheim langs de spoorlijn (tevens langs de Rijnoever) is te vergelijken met die tussen de stations van Beverwijk en Heemskerk. Het leek me wel te doen, dus ik nam afscheid van het echtpaar, na een foto te hebben gemaakt van ze, en ging op zoek naar het genoemde pad, dat zich vlakbij het station zou moeten bevinden.
Ach ja… Het station van Assmannshausen. Klein, maar voor mij van grote betekenis. Het was voor ons, zonder auto, de poort naar de rest van de wereld. De plek waar onze reis naar Nederland destijds begon. Sowieso heb ik iets met stations. Misschien omdat we in mijn kindertijd alleen maar gebruik maakten van het openbaar vervoer als we grotere afstanden wilden afleggen. Stations zijn magisch en hebben altijd mijn interesse. Later meer daarover. En inderdaad, iets voorbij het station, daar waar de bebouwing ophoudt, begint een pad dat zich bevindt op ongeveer drie à vier meter hoogte.
In feite is dit natuurlijk geen wandel- of fietspad. Fietsen is er niet eens mogelijk, gezien de breedte en de begroeiing. Maar nergens staat een bord waaruit zo moeten blijken dat je er niet mag komen. Af en toe moest ik me echt een weg banen door de doornstruiken, die over het pad hangen. Ook kwam ik twee keer een soort tussenstukje tegen met aan beide zijden een poort. Eén daarvan was zo smal, dat het stuur van mijn fiets er maar net tussendoor paste, door eerst het ene handvat en dan het andere handvat erdoor te steken. Ik hoopte maar dat ik helemaal tot aan Rüdesheim zou kunnen komen. De hele weg vreesde ik dat er uiteindelijk een punt zou komen waarop ik niet meer verder zou kunnen en het hele stuk weer terug moest. Dat viel gelukkig mee. Na ruim een half uur lopen: “Land in zicht!”
De gevels van de eerste huizen in Rüdesheim doemen op. Nu was het zaak om het kraanverhuurbedrijf van Gerstadt Jr. te vinden. Dat zou zich moeten bevinden in de buurt van McDonalds. Dat was fijn, want daardoor was het wat makkelijker om iemand te vinden die me de route zou kunnen uitleggen. McDonalds is immers vaak bij een breder publiek bekend dan een bedrijf dat in bouwkranen doet. Dus… Op naar het industriegebied.
En zo eindigde mijn zoektocht naar stukjes van mijn jeugd in Assmannshausen. Met een volle maag reed ik in hoog tempo terug naar de veerpont, die ik nog net op tijd wist te halen voor de afvaart van 17:00 uur. Vervolgens ben ik min of meer via dezelfde route terug gefietst naar het hotel in Heidesheim. Dag 1 van de vakantie zat erop. In fysiek opzicht waarschijnlijk het zwaarste deel van de hele week. Emotioneel gezien nog niets, vergeleken bij wat later nog zou volgen. Daarover later meer!
EERDERE DELEN: